Scholeksters, de laatste bewoners van de V&D
Te-piet! Te-piet! Te-piet! Het kan zomaar zijn dat je deze schelle kreet van het dak van het V&D-gebouw hebt horen komen. Hier zat namelijk een paartje scholeksters te broeden. Schattig, maar is het niet gek dat de akkervogel z’n heil op een plat dak mídden in het stadshart zoekt? Die vraag beantwoordt ecoloog Ruben van Laar.
Ruben werkt bij Bureau Buitenwaard, een organisatie die zich bezighoudt met natuuronderzoek, natuurontwikkeling en natuurbeheer. “We hebben een quickscan uitgevoerd om te onderzoeken of er huismussen of vleermuizen op de plek van het toekomstige Walkwartier leven”, aldus Ruben. “Deze beschermde dieren hebben we niet aangetroffen, maar dus wel een scholeksterfamilie. Oók een bedreigde soort.”
Gevaren op de loer
Het gaat allang niet goed met de Nederlandse akker- en weidevogels, zoals de scholekster (bijnaam: Bonte Piet), de wulp, de grutto – de vogels des Vaderlands die ook op Rubens hoed prijkt –, de tureluur en de kievit. Dit heeft allerlei oorzaken. Grutto’s kunnen bijvoorbeeld door de droogte met hun snavel de bodem niet in, waardoor ze minder sappige wormen vinden. En tijdens de jaarlijkse trek naar Afrika worden veel weidevogels afgeschoten en belanden ze op een bord. Toch is het voornaamste probleem dat kuikens vaak vroeg sterven.
Junior ecoloog bij Bureau Buitenwaard
“Een nestje jonge vogels is een makkelijk prooi voor predatoren als vossen en marters”, legt de pas 23-jarige ecoloog uit. “Daarnaast broeden de vogels op het moment dat boeren maaien, waardoor nesten vernield worden. Ik snap overigens dat boeren er niet alles aan kunnen doen om de broedplaatsen te beschermen, want boeren staan continu onder druk. ‘We’ willen immers niet veel voor hun producten betalen. En dáár begint dit probleem.”
Minst kieskeurig
Ruben vreest met grote vrees voor de weidevogels, want als jongen het niet redden komt er geen opvolging voor hun ouders. Hij kan slechts duimen dat alle maatregelen die genomen worden niet te laat zijn. Blijft het lastig voor ze? Dan is er volgens Ruben één soort die het meeste kans maakt om te overleven. “De scholekster”, zegt hij resoluut. “Deze past zich aan de veranderende omgeving aan. Ze zijn de minst gespecificeerde weidevogel én de minst kieskeurige.”
Je treft ze overal: aan zee, in tuinen en dus ook op een plat – met grind bedekt – dak in de stad. Maar waarom vertrekken ze eigenlijk niet naar een ander land? Ruben: “De natte Nederlandse weilanden zijn perfect. Ten noorden van ons land is het te koud en ten zuiden te droog. De vogels moeten wel blijven.”
‘Vliegvlug’
In het nestje op het oude winkelpand lagen vier eieren, waarvan er eentje is uitgekomen. Het jong is inmiddels ‘vliegvlug’. Oftewel: klaar om op eigen benen te staan. “Dat is vrij laat”, voegt Ruben toe. “Dit heeft te maken met het koude voorjaar. Hierdoor moest de kleine meer eten, terwijl er minder voedsel was. Nu, een week of vier à vijf later, is hij er helemaal klaar voor.”
Uitvoerder en toekomst eigenaar van Gubbels
Als de scholeksterfamilie vertrokken is, zijn de állerlaatste bewoners van het voormalige warenhuis weg. Dan klinkt er geen te-piet meer van het dak. En dan kan firma Gubbels ongestoord verder met slopen. “We hebben overigens geen vertraging opgelopen door het nestje”, laat Tijs Gubbels van het gelijknamige bedrijf weten. “Binnen en aan de andere vleugel kon gewoon gewerkt worden. Geheel volgens plan!”