Retro Walkwartier: de omwalling van Oss
Waar de Carmelietenstraat en de Molenstraat elkaar raken, verrijst het Walkwartier. Dit is de plek van Vendet en later V&D, maar ook van Gelderse plunderaars, de vuurloze locomotief en de katholieke schuilkerk. Een plek vol verhalen dus. Stadshistoricus Jurgen Pigmans duikt in die kronieken in de rubriek Retro Walkwartier.
Voor de eerste editie gaat Jurgen terug naar de late middeleeuwen, want daar ligt de oorsprong van de naam ‘Walkwartier’. In 1399 kreeg Oss namelijk stadsrechten van hertogin Johanna, heerseres van het hertogdom Brabant. “En daar hoorde een stadsgracht bij”, verklaart de geschiedkundige. “De berg aarde die uit de bodem kwam, vormde meteen de wal.”
De Heuvel
Oss was toen al eeuwen bewoond. Logisch volgens Jurgen, want wat nu de Heuvel is, was het hoogste punt van de regio. Als de grimmige Maas weer eens buiten haar oevers trad, bleef het hier droog. En het gebied eromheen was door de overstromingen erg vruchtbaar. Zo werd de Heuvel een regionaal centrum.
“De oogst en het vee werden al voor het verkrijgen van stadsrechten verhandeld in het oude centrum van Oss, midden op de Heuvel”, vertelt Jurgen. “Ook waren er herbergen en een lakenhal, waar stoffen werden gemeten. Zo’n hoger gelegen plek te midden van een natte omgeving werd overigens in het Germaans ‘azen’ of ‘ozen’ genoemd, wat de stadsnaam zeer waarschijnlijk verklaart. Het is in elk geval vanzelfsprekender dan een stad vernoemen naar een gecastreerde stier…”
Strijd met Gelre
Écht tot wasdom kwam de nederzetting in de middeleeuwen niet. Dit had alles te maken met de strijd tussen de hertogen van Brabant en Gelre. Oss was namelijk de eerste plaats die de plunderaars van boven de rivieren op weg naar Den Bosch of Grave tegenkwamen. Jurgen: “Met de stadsrechten, en de bijbehorende gracht en omwalling, verstevigde hertogin Johanna dus niet alleen Oss, ze verdedigde ook haar eigen gebied en haar positie.”
Erfgoedspecialist bij Stadsarchief Oss
“Dit was noodzakelijk, want er was veel afgunst richting Brabant”, gaat hij verder. “Dit hertogdom was groot en mooi centraal gelegen. Hoe het dan met Ravenstein en Megen zat? Nou, die werden redelijk met rust gelaten, omdat ze geen deel waren van Brabant. Ravenstein hoorde namelijk bij de heerser van Kleef. En Megen was zelf een eigen graafschap.”
Geen muren, wel poorten
Binnen de omwalling groeide Oss beetje bij beetje. Met stadsmuren zou het harder gaan, maar de Brabanders kregen geen kans om deze te bouwen. Telkens weer vielen de Geldersen binnen. “Oss was als een jong boompje: steeds werd het geknakt vóórdat het weer verder kon groeien”, legt Jurgen uit. “Wel kwamen er twee poorten in de wal. De Graafse Poort – die later het Hooghuis werd – op het oosten en de Bossche Poort op het westen.”
Erfgoedspecialist bij Stadsarchief Oss
Vermoedelijk werden deze stadsingangen gebouwd met de stenen van het voormalige kasteel, dat iets ten noorden van de Heuvel stond. “Voordat de stadsgracht en de wal er waren, was het kasteel de schuilplek voor inwoners”, legt de historicus uit. “Later was dit dus niet meer nodig. Het huidige Burchtplein verwijst nu nog naar het kasteel.”
Geleidelijke verdwijning van de wal
Omstreeks 1545 begroeven de Geldersen en Brabanders definitief de strijdbijl, waarna de stad verder veranderde. Op een paar versterkte woningen na bouwden bewoners vooral houten huizen en boerderijen. En de wal? Die verdween geleidelijk, omdat de verdedigingsfunctie steeds minder belangrijk werd. Oss verkeerde in rustiger vaarwater, totdat in 1751 een grote brand woedde. “Zowat de hele stad werd verwoest”, weet Jurgen. “Alleen de stenen bouwwerken overleefden het.”
Erfgoedspecialist bij Stadsarchief Oss
Metalen ‘punaises’
Wéér konden de Ossenaren van voor af aan beginnen. En wéér veranderde de stad. Er werd veel herbouwd, met steen, en er kwam steeds meer industrie. Nadat de wal al langzaam verdween, werd ook de gracht beetje bij beetje dichtgegooid. “De laatste restanten zijn voor de Tweede Wereldoorlog gedempt”, aldus Jurgen. “Dat waren de delen op de hoek van de huidige Singel 1940-1945 en de Oostwal, en aan de achterkant van de begraafplaats bij de Eikenboomgaard.”
“Zo verwijzen alleen nog de straatnamen Walplein, de Wal, Walstraat, Oostwal en Burgwal naar de omwalling”, vertelt Jurgen tot besluit. “Én in de bestrating zijn grote metalen ‘punaises’ te vinden met het opschrift ‘1399-1999’. Deze markeren het tracé van de middeleeuwse stadsgracht. Net daarbuiten, tegen de zuidelijke wal aan, komt het Walkwartier. Een plek die haar naam dus eer aan doet.”